Spelregels rolstoelbasketbal en verschillen

Rolstoelbasketbal lijkt in bepaalde opzichten veel op het gewone basketbal. Je speelt in een hoog tempo op een speelveld dat even groot is als het speelveld voor valide spelers. Natuurlijk zijn er ook een paar uitzonderingen op de regels.

Bij rolstoelbasketbal draait alles om het spelen met je handen. Je rolstoel beweegt je voort met je handen. De benen of voeten mogen de grond niet raken, of op een andere manier ingezet worden tijdens het spel. Ontdek hieronder waar je verder nog rekening mee moet houden als je rolstoelbasketbal speelt.

Een van de belangrijkste spelregels is misschien wel dat de speler en zijn basketbalrolstoel als een geheel worden beschouwd. Maak je een overtreding die veroorzaakt wordt door je rolstoel, dan wordt dat als overtreding van jezelf gezien.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan de positie van een van de wielen, waardoor een speler zich binnen of buiten het aanvallende vak bevindt. Of het opzettelijk gooien van een bal op de rolstoel van de tegenstander waardoor een bal uit is. Ook als de bal de speler zelf niet raakt, is deze overtreding toch in het nadeel van de partij die de bal gooit.

Rolstoelbasketbal speel je met twee teams van vijf spelers. Dat is dus gelijk aan het valide basketbal. Nu komt het natuurlijk voor dat er binnen het rolstoelbasketbalteam mensen spelen met allerlei soorten handicaps. De verschillende handicaps zijn ingedeeld in categorieën waar punten aan zijn toegekend, van 1 tot en met 45. Om voor een eerlijke balans tussen de teams te zorgen, mag het totaal aantal punten van de vijf spelers binnen het team niet hoger liggen dan 14 punten.

Een basketbalwedstrijd voor rolstoelgebruikers duurt vier tijdsperiodes van tien minuten. Dit is iets korter dan bij het valide basketbal. Daarnaast is er een 24 seconden schotklok van toepassing. Op het moment dat een team de bal in bezit krijgt, moet er binnen 24 seconden op de basket geschoten worden.